E-mail van GI gericht aan advocaat van de moeder is geen aanwijzing en geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 Awb. Moeder is niet-ontvankelijk in verzoek tot vervallenverklaring en eveneens niet-ontvankelijk in het verzoek tot vernietiging van het besluit.

Een Soedanese vrouw verzoekt om vaststelling van haar geboortegegevens. Zij is in het bezit van een verblijfsvergunning op grond van het generaal pardon uit 2007. Dat betreft evenwel geen verblijfstitel op grond van artikel 8 onder c en d Vreemdelingenwet 2000, zoals artikel 1:25c BW eist als voorwaarde voor vaststelling van geboortegegevens. Rechtbank past artikel 1:25c BW niet naar analogie toe op haar situatie. Verzoek niet-ontvankelijk.

Waar woont de minderjarige? Vader stelt in hoger beroep dat de Rechtbank Limburg niet bevoegd was om kennis te nemen van het verzoek, omdat de minderjarige met de moeder al geruime tijd elders woonde en het GBA-adres alleen om administratieve redenen was gehandhaafd. Hof wijst beroep op relatieve onbevoegdheid af.

De man verzoekt alleen te worden belast met het gezag of subsidiair tezamen met de moeder. Verder zou de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem moeten zijn. De Raad adviseert over de vaststelling van een omgangsregeling. De rechtbank stelt een voorlopige regeling vast. De man stelt in hoger beroep dat de rechtbank buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Het hof verwerpt dat beroep.

Man voldoet aan de voorwaarden voor vrijwillige schuldhulpverlening en verzoekt in dat kader nihilstelling van de kinderalimentatie. Rechtbank wijst het verzoek af, omdat niet vaststaat dat de man wordt toegelaten en omdat de noodzaak niet is aangetoond, nu er maar één schuld is (restschuld na verkoop echtelijke woning) en niet is komen vast te staan dat de bank de man heeft aangesproken tot aflossing van die schuld.

In deze alimentatiezaak gaat het om de vraag of bij de bepaling van de draagkracht van de man voor een onderhoudsbijdrage voor zijn kinderen ook rekening kan worden gehouden met opgepotte winsten in de bv waarvan de man directeur-grootaandeelhouder is.

Partner- en kinderalimentatie. In beide gevallen is de gestelde behoefte niet of niet voldoende concreet gemotiveerd. Kinderalimentatie op een veel lager bedrag vastgesteld. Verzoek om partneralimentatie afgewezen. Geen terugbetalingsverplichting.

Vordering tot verdeling van beneficiair aanvaarde nalatenschap waarvan de vereffening niet is voltooid. Is de vereffening naar het oordeel van de rechter niet voltooid of is over de voltooiing onvoldoende uitsluitsel verkregen, dan dient de rechter in overleg met partijen te onderzoeken of over de vorderingen tot verdeling van de nalatenschap kan worden beslist op een wijze die ook voldoende rekening houdt met de belangen van schuldeisers van de nalatenschap. Het hof heeft dit ten onrechte nagelaten. De zaak wordt daarom naar een ander hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing.

Koude uitsluiting. Partijen sluiten lening waarvoor zij ieder hoofdelijk verbonden zijn ter aflossing van een eerdere lening. Een ander deel van het krediet wordt overgeboekt naar een gezamenlijke rekening. Hof oordeelt, zoals de rechtbank, dat in de onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig is voor deze schuld.

Uit gezag ontheven moeder verzoekt uitbreiding van de omgangsregeling. In hoger beroep schorst het hof de omgangsregeling op verzoek van de met de voogdij belaste gecertificeerde instelling (GI). Is een GI bevoegd een verzoek inzake de omgangsregeling te doen? Is deze inmenging in het omgangsrecht bij wet voorzien? Voorts is in cassatie de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep een onderwerp van geschil. Artikel 362 Rv belet dat voor het eerst in hoger beroep een zelfstandig verzoek wordt gedaan.