Update
Uitspraken van 10-07-2015 tot 24-07-2015
Redactie: W.M. Schrama, L. Hu, M. Jonker, M. van der Leeden en J. Tigchelaar.
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch IPR. Erkenning Marokkaans echtscheidingsvonnis. De vrouw stelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is ten aanzien van het echtscheidingsverzoek en de nevenvoorzieningen en dat Nederlands recht daarop van toepassing is en subsidiair dat het Marokkaans echtscheidingsvonnis niet voor erkenning vatbaar is omdat dit niet na behoorlijke rechtspleging tot stand is gekomen. Het hof oordeelt dat het vonnis voor erkenning in aanmerking komt. Het is na een behoorlijke procedure tot stand gekomen. Dat er geen verzoeningspoging zou zijn geweest, levert geen strijd met de openbare orde op, nu het huwelijk wegens duurzame ontwrichting is ontbonden, hetgeen naar Nederlands recht ook echtscheidingsgrond is. Het hof wijzigt de vastgestelde zorgregeling en de bijdrage in de kosten voor de kinderen, gelet op het ter zitting gebleken veel hogere inkomen van de man, maar sluit aan bij het Marokkaanse vonnis ter zake de schadeloosstelling voor de vrouw en komt niet toe aan een beoordeling op grond van artikel 1:401 BW. Dat het Marokkaanse recht geen partneralimentatie kent, zoals in Nederland, maakt het vonnis niet strijdig met de Nederlandse openbare orde. 09-07-2015
- Gerechtshof Amsterdam Eenpersoonsadoptie door de nieuwe partner van de moeder. Tegenspraak van de biologische en juridische vader. Verzoek tot adoptie wordt ook in hoger beroep afgewezen. De partner voert aan dat hij sinds 2007 een affectieve relatie heeft met de moeder en sinds 2008 in gezinsverband met haar en de ernstig autistische zoon samenleeft. Hij heeft een goede band met de zoon opgebouwd die hem accepteert als verzorger. De vader stelt dat zijn zoon nog wel degelijk iets van hem te verwachten heeft. Het hof wijst het misbruik maken van de bevoegdheid tot tegenspraak af. Het hof stelt vast dat de juridische vader en de zoon nooit in gezinsverband hebben samengeleefd. Aan de tegenspraak zou om die reden (artikel 1:228 lid 2 aanhef en onder a BW) kunnen worden voorbijgegaan, maar het hof oordeelt dat de vader in de eerste jaren van het leven van zijn zoon wel een rol van betekenis heeft gespeeld. De door de moeder en haar partner beoogde continuïteit in de verzorging en opvoeding van de zoon kan ook op een andere manier worden bereikt. Onvoldoende aanleiding om voorbij te gaan aan de tegenspraak. 07-07-2015
- Gerechtshof Den Haag Eenvoudige gemeenschap van echtelijke woning. Verdeling na scheiding. Eigendom berustte voor drie vijfde bij vrouw en voor twee vijfde bij man. De rechtbank oordeelde dat de verkoopopbrengst in deze verhouding moet worden verdeeld en dat de kosten bij helfte door partijen moeten worden gedragen. De man vindt dat alles bij helfte moet worden verdeeld, omdat hij altijd de hypothecaire lasten heeft gedragen, subsidiair dat als de opbrengst naar rato wordt verdeeld, dan ook de kosten. De vrouw is het eens met de rechtbank. Het hof oordeelt dat de goederenrechtelijke eigendomsverhoudingen niet op grond van redelijkheid en billijkheid kunnen worden gewijzigd. Daarom dient de opbrengst van de woning naar rato van de eigendomsverhoudingen te worden verdeeld. Op grond van artikel 3:172 BW dienen ook de kosten van verkoop naar rato te worden verdeeld. Wat de hypothecaire schuld betreft dient ieder van beiden het eigen aandeel in de woning te financieren en af te lossen. De restschuld dient dan ook naar rato te worden gedragen door beide partijen. 24-06-2015
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Partneralimentatie. Ontbrekende lotsverbondenheid waardoor van de man niet kan worden gevergd dat hij nu of in de toekomst bijdraagt in de kosten van levensonderhoud van de vrouw dan wel dat de onderhoudsverplichting moet worden gematigd? Man stelt dat de schokkende ontdekking na drie jaar huwelijk dat hij niet de biologische vader is van het kind, zijn hele leven heeft veranderd en dat dit feit meebrengt dat niet van hem kan worden gevergd dat hij alimentatie voor de vrouw die hem bedrogen en voorgelogen heeft, betaalt. Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van deze vraag rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden. De enkele constatering van grievend gedrag leidt niet zonder meer tot de conclusie dat lotsverbondenheid niet meer aanwezig is. Man en vrouw hebben vanaf 2003 tot voorjaar 2012 een relatie gehad. Drie jaar voorafgaande aan 2009 zijn vruchteloze ivf-behandelingen gedaan. Toen de vrouw zwanger was zijn zij gehuwd. Nadat in 2012 DNA-onderzoek is verricht op initiatief van de man bleek hij niet de vader te zijn. Het huwelijk stond al onder druk. Het hof oordeelt dat hoe pijnlijk de ontdekking ook is geweest en hoezeer ook aannemelijk dat hij niet met de vrouw was gehuwd als hij had geweten dat hij niet de vader was van de ongeboren vrucht, dat maakt aan de lotsverbondenheid die er tot de ontdekking wel was, nog geen einde. Geen matiging of beëindiging alimentatieplicht. 23-06-2015
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Limitering. Het betreft een kinderloos gebleven huwelijk dat ruim acht jaar heeft geduurd. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot limitering toegewezen en de alimentatieverplichting gelimiteerd tot vijf jaar. Het hof honoreert het hoger beroep van de vrouw daartegen en wijst de limitering af. Het hof stelt eerst de hoogte van de alimentatie vast op € 1300 per maand. Ter zake van de limitering overweegt het hof dat niet van doorslaggevend belang is de vraag of de vrouw door het huwelijk al dan niet in haar verdiencapaciteit is beperkt, maar dat limitering wel redelijk kan zijn wanneer met voldoende zekerheid en op goede gronden verwacht mag worden dat de vrouw na het einde van een termijn op een voor haar passende wijze in haar eigen levensonderhoud zal kunnen voorzien door te gaan werken. Dat geval doet zich niet voor, gelet op de gevorderde leeftijd van de vrouw (53 jaar), haar beperkte en niet recente opleiding en haar beperkte, niet recente en niet specifieke werkervaring. Zij werkt thans als postbezorger veertien uur per week. Deze omstandigheden brengen mee dat in de huidige economische situatie aan de zijde van de vrouw niet met voldoende zekerheid de conclusie getrokken kan worden dat zij over vijf jaar, of een andere periode korter dan twaalf jaar, volledig in haar behoefte kan voorzien. 05-03-2015
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Holland Gesloten jeugdhulp met instemming gezaghebbende ouders. Geen ondertoezichtstelling. Mandaat van gecertificeerde instelling om namens het college van burgemeester en wethouders (BenW) verzoek te doen. Kinderrechter oordeelt (anders dan ECLI:NL:RBGEL:2015:1159) dat mandaat gegeven kon worden. De Jeugdwet of de aard van de bevoegdheid verzet zich niet daartegen. Dat het mandaatbesluit niet correct was bekendgemaakt (artikel 10:5 lid 2 jo. 4:42 Awb) passeert de kinderrechter. Verzoek wordt toegewezen. 30-06-2015
- Rechtbank Limburg Verzoek om voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv in het kader van een echtscheidingsprocedure afgewezen. In het kader van een voorlopige-voorzieningenprocedure op grond van artikel 821 Rv verzoekt de vrouw op grond van artikel 223 Rv haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing van het kind naar elders. De rechtbank overweegt dat de opsomming van de door elk der echtgenoten te vragen en door de rechter te treffen voorlopige voorzieningen in artikel 822 en 823 Rv limitatief is. Weliswaar kan in het kader van een verzoekschriftprocedure voorlopige voorzieningen worden verzocht op grond van overeenkomstige toepassing van artikel 223 Rv (HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533), maar naar het oordeel van de rechtbank verzet de aard van de zaak zich tegen overeenkomstige toepassing van artikel 223 Rv in zaken van echtscheiding en scheiding van tafel en bed, nu de wetgever daartoe een bijzondere regeling heeft getroffen die op een aantal cruciale punten afwijkt van de algemene regeling van artikel 223 Rv. Vrouw wordt niet ontvangen in haar verzoek. 11-06-2015
- Rechtbank Overijssel Kinderalimentatie. Rekening houden met fictief kindgebonden budget? Is de nieuwe partner van de moeder onderhoudsplichtig jegens de kinderen op grond van het bestaan van ‘family life’? De man stelt dat het kindgebonden budget van de vrouw lager is doordat zij thans samenwoont met haar nieuwe partner. Naar zijn mening dient rekening gehouden te worden met een fictief kindgebonden budget als ware de vrouw alleenstaande ouder. Dan zou dat budget hoger zijn en de behoefte van de kinderen lager. De keuze van de vrouw om te gaan samenwonen dient niet te zijnen laste te komen. Verder stelt de man dat niet alleen de stiefouder onderhoudsplichtig is, maar ook de niet met de moeder gehuwde nieuwe partner op grond van family life. De rechtbank stelt dat wat betreft het kindgebonden budget uitgegaan moet worden van de feitelijke situatie. Rekening houden met een fictief budget zou ertoe leiden dat impliciet de partner van de vrouw zou moeten bijdragen in de kosten van de kinderen. Voorts houdt de rechtbank geen rekening met een eventuele morele plicht tot het verschaffen van onderhoud door de nieuwe partner van de moeder. Beantwoording van de vraag of uit een oogpunt van gelijke behandeling de situatie van de stiefouder en de met de vrouw samenwonende nieuwe partner moeten worden gelijkgesteld, gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten. 20-04-2015