Update
Uitspraken van 30-01-2015 tot 09-02-2015
Redactie: W.M. Schrama, L. Hu, M. Jonker, M. van der Leeden en J. Tigchelaar.
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Bij beschikking van 4 maart 2013 heeft de rechtbank de door de man te betalen kinderalimentatie bepaald op € 349,75 per maand. Op 12 maart 2013 dient de man een wijzigingsverzoek in met als strekking de bijdrage met ingang van 1 januari 2013 op nihil te bepalen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de man niet heeft gemotiveerd welke omstandigheden tussen 4 en 12 maart 2013 zijn gewijzigd. De man heeft gesteld met ingang van 1 januari 2013 geen draagkracht meer te hebben, omdat hij een WW-uitkering heeft naar de bijstandsnorm van een alleenstaande. Het hof begrijpt hieruit dat de beschikking van 4 maart 2013 van het begin af aan niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan omdat van onjuiste of onvolledige inkomensgegevens is uitgegaan. De rechtbank had ambtshalve de rechtsgronden moeten aanvullen. Dat tegen de beschikking van 4 maart 2013 geen hoger beroep is ingesteld, doet daaraan niet af. Het hof beoordeelt de draagkracht van de man opnieuw en vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank. 29-01-2015
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch De man heeft naar het oordeel van het hof zowel in eerste aanleg als in hoger beroep onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiële situatie vanaf september 2013. De stellingen van de man zijn bij gebreke van het overleggen van de belastingaangifte en belastingaanslag 2013 niet te verifiëren. Het hof is daarom niet in staat het inkomen van de man en daarmee zijn draagkracht vast te stellen. Voorts is het hof met de rechtbank van oordeel dat van de man mag worden verwacht dat hij een belastbaar inkomen van € 38.534 kan genereren, gelet op hetgeen hij in 2009 en 2010 als winstaandeel in een vof had. Van inspanningen om zijn verdiencapaciteit te benutten, is het hof niet gebleken. Niet vast is komen te staan dat de man een lager inkomen heeft dan het door de rechtbank in aanmerking genomen inkomen noch dat hij niet de verdiencapaciteit heeft om dit inkomen te genereren. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank. 29-01-2015
- Gerechtshof Amsterdam Vrouw verzoekt vernietiging van de erkenning op grond van dwaling (artikel 1:205 lid 1 sub c BW). De vrouw stelt dat zij toestemming tot erkenning heeft gegeven in de veronderstelling dat de erkenner de biologische vader was. Toen zij later de man tegenkwam die, nadat DNA-onderzoek had plaatsgevonden, de biologische vader bleek te zijn, werd haar duidelijk dat zij had gedwaald. Het hof wijst het verzoek af. Naar het oordeel van het hof heeft een juiste voorstelling van zaken bij de vrouw niet ontbroken, aangezien uit haar eigen verklaringen en die van anderen blijkt dat de vrouw zich reeds voor de erkenning ervan bewust was dat het vaderschap van de man niet zeker was en dat dat ook van de man zou kunnen zijn die achteraf inderdaad de biologische vader blijkt te zijn. 16-12-2014
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden De man is per 19 augustus 2014 in staat van faillissement verklaard. Hij verzoekt nihilstelling van de partner- en kinderalimentatie per 1 januari 2010. Na een schorsing tijdens de behandeling in hoger beroep komen partijen overeen dat de man de vrouw een bedrag van € 15.000 betaalt ter zake van achterstallige kinder- en partneralimentatie. Partijen verlenen elkaar volledige kwijting over de periode tot faillissement. Nadien bericht de advocaat van de vrouw dat er geen overeenstemming is bereikt, omdat het niet de bedoeling van de vrouw was slechts de achterstallige alimentatie af te kopen, maar ook de vordering van de man op de vrouw ter zake van de boedelscheiding te verrekenen. De vrouw beroept zich op dwaling. Het hof wijst dit beroep af en stelt voor de periode na 19 augustus 2014, rekening houdend met het VTLB, de kinderalimentatie vast. De partneralimentatie wordt op nihil gesteld. 04-12-2014
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden De vrouw woonde na het uiteengaan van partijen in de echtelijke woning met de kinderen. Zij is daaruit in 2013 vertrokken om te gaan samenwonen met haar nieuwe partner. De man is in het huis gaan wonen. Thans worden de woonlasten bij helfte door de man en de vrouw gedragen. De vrouw vraagt om de man haar een vergoeding voor het gebruik van de gezamenlijke woning te laten betalen. Deze wordt gebaseerd op artikel 3:169 BW. Het hof wijst het verzoek af, omdat de vrouw in de periode vanaf het uiteengaan van partijen op 1 april 2010 tot aan 22 april 2013, toen zij in de woning woonde, ook geen gebruiksvergoeding aan de man heeft betaald en toen bovendien de kosten van de woning niet bij helfte, maar naar rato van inkomen werden gedeeld. De vrouw betaalde minder. De man heeft een evenzo lange periode als de vrouw recht op gebruik van de woning zonder daarvoor een vergoeding te hoeven betalen. 30-10-2014
- Gerechtshof Amsterdam Bijstandsverhaal. B en W hebben voor de uitoefening van de bevoegdheid tot bijstandsverhaal beleidsregels vastgesteld. Een van die regels luidt dat van verhaal bijstand wordt afgezien als causaliteit ontbreekt, dat wil zeggen dat de bijstandsbehoeftigheid een gevolg moet zijn van de echtscheiding. Het hof overweegt dat reeds de maatstaven waarnaar alimentatie wordt berekend meebrengen dat nagegaan wordt wat de huwelijksgerelateerde behoefte is, in hoeverre zelf in die behoefte kan worden voorzien, dan wel in hoeverre van het niet daarin kunnen voorzien een verwijt kan worden gemaakt. Daarnaast brengt het causaliteitsvereiste mee dat moet blijken of de bijstandsgerechtigde over onvoldoende kwalificaties beschikt om in redelijkheid eigen inkomsten te verwerven en daarom een beroep op bijstand moet doen. Het hof oordeelt dat B en W onvoldoende hebben gemotiveerd dat causaliteit als hiervoor bedoeld aanwezig is. 30-09-2014