Naar boven ↑
3.598 resultaten

Met annotatie door mr. J.J. Smeenge

Rechtspraak

PFR 2015-0295

Verweerschrift in appèl te omvangrijk, want 711 bladzijden, waarvan 79 grieven in incidenteel appèl en 25 verzoeken. De bijbehorende producties omvatten duizenden pagina’s. Het hof oordeelt dat dit geschrift niet aan de eisen van de goede procesorde voldoet en laat het buiten beschouwing, maar biedt verweerder alsnog gedurende zes weken de gelegenheid zijn processtuk en de benodigde bijlagen opnieuw in te richten, zodat het alsnog aan de gestelde eisen voldoet. Het gaat om partneralimentatie. De bewindvoerder van de vrouw is in hoger beroep gekomen. In verweer en incidenteel appèl wordt een zeer omvangrijk verweerschrift ingediend. Appellant stelt dat er zoveel tekst en feitjes aan de orde zijn dat hij na vijf bladzijden de weg al kwijt is, terwijl het gaat om een concreet probleem, de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man. Dit ‘gedrocht’ voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen en is in strijd met de goede procesorde. Het hof oordeelt dat in een informele, flexibele procesgang als de verzoekschriftprocedure is over een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage, een processtuk in het algemeen, doch zeker in relatie tot de onderhavige aard van procedure in voldoende mate inzichtelijk, helder, eenduidig en concludent dient te zijn zowel voor de wederpartij als de rechter. De geschilpunten en motivering moeten daaruit helder naar voren komen. Daaraan voldoet het verweerschrift niet. Het wordt daarom buiten beschouwing gelaten. Het hof biedt verweerder een nieuwe termijn van zes weken om alsnog met een ordentelijk processtuk te komen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 01-10-2015

Rechtspraak

PFR 2015-0293

Partneralimentatie en pensioenverevening; verdeling huwelijksgemeenschap en onverdeeldheid echtelijke woning. Het hof stelt de partneralimentatie vast op het bedrag dat de rechtbank had berekend met dien verstande dat partijen in onderling overleg moeten komen tot een aanpassing van de partneralimentatie, zodra zij beiden duidelijkheid hebben verkregen over de door hen te ontvangen pensioenuitkeringen. Er is nog geen duidelijkheid over de volledige effecten van de pensioenverevening, maar wel staat vast dat de door partijen te ontvangen pensioenuitkeringen wel degelijk effect hebben op de behoeftigheid van de vrouw en de draagkracht van de man. Zodra duidelijkheid is verkregen, zullen partijen zelf om tafel moeten gaan zitten. Wat de echtelijke woning betreft heeft de man verzocht deze gedurende drie jaar onverdeeld te laten, omdat de taxatiewaarde van de woning lager is dan de hypothecaire schuld. De vrouw wenst niet in een onverdeelde boedel te blijven zitten. De vrouw stelt dat aan de hypothecaire schuld een beleggingsdepot is gekoppeld. Als dat te gelde wordt gemaakt, samen met de echtelijke woning, dan kan het alsdan positieve saldo worden aangewend om de huwelijkse schulden geheel of gedeeltelijk af te lossen. Het hof weegt het belang bij onverdeeld houden af tegenover het belang bij verdeling. Het hof stelt voorop dat niemand in een onverdeelde boedel hoeft te blijven zitten. Slechts indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van één of meer deelgenoten aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend, kan de rechter op verlangen van een deelgenoot de verdeling uitsluiten telkens voor ten hoogste drie jaren. Het hof oordeelt dat dit laatste niet aan de orde is.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 23-09-2015

Rechtspraak

PFR 2015-0291

Strijdende ouders gaan akkoord met forensische mediation. Vervolgens frustreert de moeder, gesteund door haar advocaat, het onderzoek. De moeder vraagt om een tegenonderzoek (artikel 810a Rv), als het hof de verzoeken van de vader (gezamenlijk gezag en contact) toewijst. Door de moeder reeds ingebrachte rapportages blijven buiten beschouwing, omdat zij op onjuiste wijze zijn tot stand gekomen. De moeder wordt veroordeeld in de kosten van de forensisch deskundigen. Wat het tegenonderzoek betreft overweegt het hof in de eerste plaats dat de door het hof benoemde deskundigen de gestelde vragen niet hebben kunnen beantwoorden doordat de moeder, gesteund door haar advocaat, het onderzoek niet mogelijk heeft gemaakt, terwijl zij wel had ingestemd met forensische mediation en terwijl de consequenties van een dergelijk onderzoek haar waren voorgehouden. De moeder heeft zelf de kans op onafhankelijk onderzoek gefrustreerd. Om die reden gaat het hof voorbij aan het verzoek van de moeder om op de voet van artikel 810a Rv andere deskundigen als tegendeskundigen te benoemen. Het verzoek van de moeder wordt door het hof aangemerkt als misbruik van recht. Voorts is het hof van oordeel dat een nader deskundigenonderzoek voor de kinderen te belastend zou zijn. De moeder wordt veroordeeld in de kosten van de forensische deskundigen. Omdat de moeder na haar instemming ten onrechte geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek, is het hof van oordeel dat zij moet worden veroordeeld in de kosten die de deskundigen hebben gemaakt.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 10-09-2015

Rechtspraak

PFR 2015-0292

Bijzondere curator verzoekt namens elf maanden oude baby vernietiging van de erkenning door een meemoeder. Verzoek wordt toegewezen. De geboortemoeder is zwanger geworden via kunstmatige donorinseminatie. De meemoeder heeft het kind erkend. Vervolgens is de relatie tussen beiden beëindigd. De meemoeder is van mening dat er nu geen normale relatie meer mogelijk is tussen hen beiden. De geboortemoeder heeft getracht het contact tussen de baby en de meemoeder in stand te houden, maar dat is niet gelukt. Zij vindt het niet in het belang van de baby dat deze een meemoeder heeft die geen contact met haar wenst. De bijzondere curator stelt zich op het standpunt dat in de onderhavige zaak zich omstandigheden voordoen waarin het belang van de minderjarige vergt dat reeds nu een beslissing tot vernietiging van de erkenning wordt genomen. Het in stand houden van de erkenning geeft een aanzienlijk risico dat de minderjarige wordt belemmerd in een evenwichtige, sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. De rechtbank wijst het verzoek toe. Hij acht in dit geval, waarin het gaat om een zeer jong kind dat zijn mening nog niet kan geven, niet alleen bepalend of voldaan is aan de wettelijke grond dat de meemoeder niet de biologische moeder is van het kind, maar eveneens of het belang van de minderjarige naar het oordeel van de rechtbank met zich brengt dat met de vernietiging van de erkenning moet worden gewacht tot het kind zichzelf daarover een weloverwogen oordeel kan vormen. De rechtbank. baseert deze opvatting op de jurisprudentie van de Hoge Raad waarin bij een beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning eveneens het belang van het kind centraal dient te stellen. De rechtbank onderschrijft het oordeel van de bijzondere curator en wijst het verzoek toe.
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 07-09-2015

Met annotatie door W.M. Schrama