Aan gezinshuishoudens komt een blokkaderecht toe tegen het besluit van de voogd om het verblijf van de minderjarige te wijzigen. Op grond van rechtspraak van het EHRM en de Hoge Raad, gelet op de bedoeling van de wetgever, alsook gezien artikel 14 in combinatie met artikel 8 EVRM, is artikel 1:336a BW van toepassing ingeval er familie- en gezinsleven is tussen de gezinshuisouders met de minderjarige, in de zin van artikel 8 EVRM. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het verzoek van de voogd (GI) tot wijziging van het verblijf van de minderjarige, niet in het belang van minderjarige noodzakelijk is. De zorgen over de seksuele veiligheid van minderjarige in het huisgezin zijn niet ernstig genoeg voor overplaatsing, terwijl overplaatsing schadelijk voor de minderjarige kan zijn.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 11-12-2024