Naar boven ↑
4.543 resultaten

Rechtspraak

PFR 2015-0306

Partneralimentatie. Convenant wat betreft de behoefte van de vrouw aangegaan met grove miskenning van de maatstaven. Partijen zijn niet bewust afgeweken van de wettelijke maatstaven. In het convenant is geen niet-wijzigingsbeding opgenomen. Het convenant kan dan worden gewijzigd als het is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven (artikel 1:401 lid 5 BW). Er moet dan een duidelijke wanverhouding zijn tussen een veronderstelde rechterlijke vaststelling van de partneralimentatie en de overeengekomen bijdrage. Partijen moeten zich daarvan niet bewust zijn geweest. De overeengekomen partneralimentatie is € 567. De aanvullende behoefte bedraagt uitgaande van een rechterlijke vaststelling € 2.723 bruto per maand. Bij de bepaling van de overeengekomen bijdrage hebben partijen zich niet georiënteerd op de rechterlijke maatstaven. Zij zijn daarvan dan ook niet bewust afgeweken. Evenmin heeft een door de man ingeschakelde advocaat beiden in dit opzicht iets voorgehouden. Afspraken omtrent de boedelverdeling zijn bij de bepaling van de hoogte van de partnerbijdrage niet betrokken. De vrouw is niet bijgestaan door een eigen juridisch deskundige. In het licht van deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de behoefte van de vrouw met grove miskenning van de wettelijke maatstaven is vastgesteld. Het hof berekent de behoefte van de vrouw opnieuw. De draagkracht van de man is niet voldoende om in deze behoefte te voorzien, maar leidt er wel toe dat de vrouw ongeveer het dubbele zal ontvangen van wat op grond van het convenant was overeengekomen.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29-09-2015

Rechtspraak

PFR 2015-0301

Schriftelijke aanwijzing aan de moeder; niet-ontvankelijk hoger beroep, nu hoger beroep tegen beschikking rechtbank is uitgesloten (artikel 807 Rv). Geen uitzondering daarop. Ouders hebben een relatie gehad. Daaruit is de minderjarige geboren. Ouders hebben gezamenlijk gezag. Over de omgangsregeling met de vader is al twee keer een kort geding gevoerd. De minderjarige is onder toezicht gesteld. Tijdens de ots geeft jeugdbescherming een aanwijzing aan de moeder die onder andere inhoudt dat de moeder moet meewerken aan de in te zetten hulpverlening om de strijd tussen de ouders weg te nemen. Voorts dat de moeder de omgang tussen de minderjarige en de vader hervat, zoals eerder in kort geding bepaald. Het hof overweegt dat een aanwijzing ex artikel 1:263 BW ingevolge artikel 1:264 BW door de kinderrechter op verzoek vervallen verklaard kan worden. Tegen deze beschikking staat op grond van artikel 807 aanhef en onder a Rv geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet. Anders dan de raadsman van de moeder meent, houden de genoemde aanwijzingen geen beperking van het contact tussen ouder en kind in waarop artikel 1:265f BW ziet, noch zien de aanwijzingen op een verzoek aan de kinderrechter om een omgangsregeling of zorgregeling vast te stellen. Voorts zijn onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld om het appèlverbod te doorbreken. De moeder is daarom niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15-09-2015

Rechtspraak

PFR 2015-0303

Mentorschap; vertegenwoordigingsbevoegdheid ouders als mentoren van hun dochter bij echtscheidingsverzoek. De ouders van de vrouw zijn tot mentor benoemd nadat de vrouw in coma was geraakt. De rechtbank heeft de ouders van de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot echtscheiding van hun dochter met haar man. De ouders stellen in hoger beroep dat niet de ouders van de vrouw als haar mentoren procespartij zijn, maar de vrouw zelf, daarbij vertegenwoordigd door haar advocaat en van advies voorzien door de ouders van de vrouw. Het huwelijk van de vrouw was een schijnhuwelijk om te bereiken dat de man een verblijfsvergunning in Nederland zou krijgen. Het huwelijk is nooit geconsumeerd. Het is duurzaam ontwricht. De vrouw wilde echtscheiding voordat zij in coma raakte. Het hof is van oordeel dat onweersproken is komen vast te staan dat de vrouw, gezien haar comateuze toestand, thans niet in staat is om haar wil omtrent een echtscheidingsverzoek te bepalen en de betekenis daarvan te begrijpen. De beslissing om een echtscheidingsverzoek is een hoogstpersoonlijke beslissing. Deze bevoegdheid komt volgens de Hoge Raad (28 maart 1980, NJ 1980/378) niet toe aan de curator. Datzelfde geldt naar het oordeel van het hof ook voor de mentor. Ook de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de advocaat strekt niet zover. De gestelde wil van de vrouw om van echt te scheiden, zoals in het verleden geuit, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 09-09-2015

Rechtspraak

PFR 2015-0300

Partneralimentatie. Afnemende behoefte naarmate partijen langer uit elkaar zijn. Het hof rekent de vrouw aan dat zij geen aantoonbare inspanningen heeft geleverd om in eigen levensonderhoud te voorzien, terwijl zij sinds de echtscheiding in 2006 evenmin inzicht heeft gegeven in de pogingen die zij vanaf 2007 heeft ondernomen om de echtscheiding te verwerken en om haar re-integratieproces in gang te zetten. Zij heeft evenmin inzichtelijk gemaakt op welke wijze zij heeft getracht haar uitgavenpatroon aan te passen uitgaande van de gedachte dat de huwelijksgerelateerde behoefte verbleekt naarmate de tijd verstrijkt na de scheiding. Naar maatschappelijke normen mag van de vrouw gevergd worden dat zij verantwoordelijkheid neemt om – naarmate de jaren na de echtscheiding verstrijken – te trachten in haar eigen levensonderhoud te gaan voorzien. De tendens van de afgelopen jaren is naar de opvatting van het hof dat algemeen wordt aangenomen dat van een onderhoudsgerechtigde kan en mag worden verwacht dat deze na een scheiding zo veel mogelijk zelf in zijn levensonderhoud voorziet. De opstelling van de vrouw acht het hof niet passend. Het hof stelt een staffel vast door middel van een lineaire afbouw tot aan het einde van de twaalfjaarstermijn per 27 december 2017. De verdiencapaciteit van de vrouw wordt gelijkgesteld met het minimumloon. Het hof oordeelt dat de te veel betaalde partneralimentatie niet hoeft te worden terugbetaald, nu deze een consumptief karakter heeft en is verbruikt.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 30-09-2015