Ontvankelijkheid bijzondere curator in hoger beroep. Bijzondere curator voor minderjarige komt in hoger beroep van beschikking rechtbank tot in stand laten gezamenlijk ouderlijk gezag. Die beschikking is gegeven op een informeel verzoek van de minderjarige ex artikel 1:251a BW. Bijzondere curator verzoekt de vrouw te belasten met het eenhoofdig gezag. Hof acht bijzondere curator ontvankelijk. De bijzondere curator vertegenwoordigt de minderjarige in en buiten rechte. De minderjarige heeft hiermee via de bijzondere curator een rechtsingang. Dit impliceert naar het oordeel van het hof dat de bijzondere curator het kind zowel in eerste aanleg als in hoger beroep kan vertegenwoordigen en derhalve ook hoger beroep mag instellen. Ook strijden de belangen van de vader met die van het kind. Het hof wijst het verzoek van de bijzondere curator toe.

Limitering partneralimentatie tot vijf jaar. Kinderloos gebleven huwelijk dat net iets langer dan vijf jaar heeft geduurd. Het hof overweegt dat in het algemeen de vaststelling van de onderhoudsverplichting voor een bepaalde termijn redelijk is indien met voldoende zekerheid en op goede gronden mag worden verwacht dat de onderhoudsgerechtigde na afloop van de voor de alimentatie bepaalde termijn op voor hem of haar passende wijze in het eigen levensonderhoud zal kunnen voorzien. In dit geval mag dat na vijf jaar van de vrouw worden verwacht. Het is daarom, mede gelet op de beperkte duur van het kinderloos gebleven huwelijk van net iets meer dan vijf jaren, redelijk te limiteren tot vijf jaar.

Onderbewindstelling. Betrokkene niet gehoord. Kantonrechter heeft betrokkene niet gehoord, omdat uit de stukken voldoende bleek dat betrokkene zijn belangen niet zelf ten volle behoorlijk zou kunnen behartigen. Het hof stelt dat horen alleen achterwege blijft als dat zinloos of onverantwoord is. Niet is gebleken dat de kantonrechter dat is nagegaan. Weliswaar bleek uit het verzoekschrift dat betrokkene in coma lag, maar niet is nagegaan of die situatie ten tijde van het maanden later behandelde verzoek nog zo was. Dat achtte het hof wel aangewezen, temeer nu het om een ingrijpende maatregel gaat. Reeds hierom dient de beschikking vernietigd te worden. Buiten dat heeft het hof de beschikking vernietigd, omdat er geen noodzaak tot onderbewindstelling bestond.

Partneralimentatie. Behoefte is verwaterd. In 2006 is het geregistreerd partnerschap van partijen beëindigd. De vrouw verzoekt thans voor het eerst om partneralimentatie. Partijen zijn overeengekomen om de kinderalimentatie op nihil te stellen per 1 januari 2015, omdat het kindgebonden budget, inclusief alleenstaande ouderkop de behoefte van de minderjarige te boven gaat. De rechtbank overweegt dat bij de vaststelling van de behoefte rekening moet worden gehouden met alle relevante omstandigheden. Daarbij moet in dit geval gewicht worden toegekend aan de omstandigheid dat het geregistreerd partnerschap van partijen bijna negen jaar is ontbonden. De aan dat partnerschap verbonden behoefte is door dit tijdsverloop verwaterd. Op de vrouw rust een verzwaarde stelplicht met betrekking tot haar aan het partnerschap verbonden behoefte. Hierover is niets naar voren gebracht. De rechtbank wijst het verzoek tot vaststelling partneralimentatie af.

Nota naar aanleiding van nader verslag wetsvoorstel beperking huwelijksgoederengemeenschap.

Verhaalsbijdrage. Vanaf 1 januari 2015 wordt naar het oordeel van het hof bijstand aan een alleenstaande ouder niet langer verleend mede ten behoeve van minderjarigen. Daarom is er geen grondslag meer voor verhaal van bijstand die is gebaseerd op de onderhoudsplicht jegens een minderjarige. Het hof is van oordeel dat als gevolg van de Wet hervorming kindregelingen de sociale dienst geen bijstand meer ten behoeve van minderjarige kinderen verleent. De uitkering voor alleenstaande ouders is daarom ook verminderd. Ter (gedeeltelijke) compensatie ontvangen alleenstaande ouders een verhoogd kindgebonden budget dat uitbetaald wordt door de Belastingdienst. Hierom bestaat naar het oordeel van het hof voor de sociale dienst met ingang van 1 januari 2015 geen verhaalsrecht meer ten laste van de man ter zake de ten behoeve van de kinderen van partijen gemaakte kosten van bijstand.

Aanbevelingen VN-Kinderrechtencomité over kinderrechtenbeleid in Nederland.

Adoptiekinderen uit China doen het goed op school.

Artikel 1:253a lid 1 BW. Geschil uitoefening gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft bij afzonderlijke beschikkingen de hoofdverblijfplaats van het ene kind bij de man en van het andere kind bij de vrouw bepaald. De man verzoekt in hoger beroep de verblijfplaats van het andere kind ook bij hem te bepalen. Het hof acht het van belang dat bij een echtscheiding tussen de ouders die beiden capabel zijn tot opvoeding van de kinderen een zo evenwichtig mogelijke situatie wordt gecreëerd en dat aldus aan beide kinderen het signaal wordt gegeven dat beide ouders gelijkwaardig zijn. Nu de hoofdverblijfplaats van het ene kind bij de man is bepaald, is het hof van oordeel dat het belang van het andere kind meebrengt dat zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw wordt bepaald. Dat dit kind het merendeel van de tijd doorbrengt bij de man leidt niet tot een ander oordeel. De stelling van de man dat de met de hoofdverblijfplaats samenhangende financiële voordelen, gelet op de overwegende mate van verblijf bij hem, aan hem dienen toe te komen, legt onvoldoende gewicht in de schaal.