Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens 14 januari 2020, nr. 10926/09, ECLI:CE:ECHR:2020:0114JUD001092609 (Spano (President), Bošnjak, Griţco, Kūris, Jelić, Bårdsen, Yüksel)

In een zaak over kinderontvoering is in Litouwen sprake geweest van extreme politieke, publieke en institutionele druk om te voorkomen dat de dochter van klager terug zou worden gebracht naar haar vader in Duitsland. Die druk was zodanig dat het Hof daarin een onaanvaardbare beïnvloeding ziet van de besluitvorming. Daar komt bij dat de politieke context heeft gezorgd voor grote vertragingen en obstructie, waarbij ook niet meteen gehoor is gegeven aan een prejudiciële uitspraak van het HvJ in deze zaak. Dit alles levert een schending op van art. 8 EVRM.

A.S./Noorwegen

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van jonge kinderen. Verzoek beëindiging uithuisplaatsing bij pleegouders en uitbreiding contacturen geweigerd. In de zaak Abdi Ibrahim werd het kind door pleegouders geadopteerd. Ouder zou volgens autoriteiten opvoedingssensitiviteit ontberen. Kind bovengemiddeld behoeftig vanwege gestelde trauma’s door verwaarlozing. Vroegtijdige beslissing dat uithuisplaatsing langdurig zou zijn en dat contacten zeer beperkt werden. Procedurele aspect van artikel 8 EVRM. Herenigingsplicht van de autoriteiten. Strengere toetsingsmaatstaf EHRM vanwege vroegtijdige, zware ingrijpen. Heeft (de mate van) de ingreep het herenigingsdoel gefrustreerd? Bewijsweging door de familierechter. Bij besluitvorming onvoldoende rekening gehouden met mening en belangen van de ouders. Artikel 8 EVRM geschonden.

Afwijzing verzoek bekrachtiging schriftelijke aanwijzing inzake kindgebonden budget. Kinderrechter oordeelt dat het niet aan de GI is, immers niet inhoudelijk of naar haar aard inherent aan haar taak, te treden in de financiële rechten en plichten van de vader en hoe deze daaraan uitvoering geeft.

Hof stelt nauwkeurige informatieregeling vast, omdat moeder niet bereid is uit eigen beweging informatie te verschaffen. Hof verbindt daaraan een dwangsom.

Kinderalimentatie door de Duitse rechter bepaald. Vader verzoekt wegens wijziging van omstandigheden (faillissement) de kinderalimentatie te bepalen op € 25 per maand voor beide kinderen tezamen. Wijziging van omstandigheden onvoldoende gemotiveerd. Verzoek wordt afgewezen, man wordt veroordeeld in de proceskosten.

Verlenging van de termijn van de partneralimentatie op grond van artikel 1:157 lid 5 (oud) BW. Het eindigen van de alimentatieverplichting is voor de vrouw zeer ingrijpend. De vrouw heeft voldoende gesteld en aangetoond dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden om eigen inkomsten te verwerven en tot financiële zelfstandigheid te geraken. Zij heeft voldoende omstandigheden gesteld die zo bijzonder zijn dat ongewijzigde handhaving van de termijn van twaalf jaren naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de vrouw kan worden gevergd. Verlenging voor de duur van zes jaren. Geen verdere verlenging mogelijk.

Voorlopige ondertoezichtstelling ongeboren kind voor de maximale duur.

Kan artikel 10:9 BW (exceptie van het fait accompli) worden toegepast in het geval dat het huwelijksvermogensrecht van partijen wordt beheerst door het recht dat wordt aangewezen door de conflictregels van het Haagse Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, waarin een dergelijke exceptie niet is opgenomen? De Hoge Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. Het Huwelijksvermogensverdrag bevat een gesloten stelsel van verwijzingsregels dat geen ruimte laat voor toepassing van artikel 10:9 BW.

Gezagsbeëindiging. Hof wijst verzoek tot gezagsbeëindiging af. Het verzoek is gedaan binnen drie maanden na ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Hof oordeelt dat de aanvaardbare termijn niet is verstreken.

Herroeping (art. 382 Rv) van alimentatiebeslissing in de echtscheidingsbeschikking. Op grond van wangedrag is de lotsverbondenheid verbroken. Verzoek om partneralimentatie van de man wordt afgewezen. Man wordt veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.