Gebruiksvergoeding echtelijke woning, gebaseerd op artikel 3:169 BW. Ingangsdatum ligt niet voor de datum van inschrijving van de echtscheiding.

Opheffing testamentaire last op grond van artikel 4:134 BW. De last heeft betrekking op het behoud van de begraafplaats van de honden van erflaatster in de tuin van de woning van erflaatster.

E-mail van GI gericht aan advocaat van de moeder is geen aanwijzing en geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 Awb. Moeder is niet-ontvankelijk in verzoek tot vervallenverklaring en eveneens niet-ontvankelijk in het verzoek tot vernietiging van het besluit.

Vrouw verzoekt om pensioenverrekening volgens Boon/Van Loon. Het huwelijk is ontbonden in 1986. Het pensioen is niet in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap betrokken. De vordering van de vrouw om alsnog tot verdeling over te gaan, is niet verjaard. Maar er is wel gedeeltelijk rechtsverwerking voor zover het gaat om de reeds uitgekeerde pensioenrechten. Deze hebben gediend tot onderhoud van de man en daarover hoeft de man niet alsnog tot verrekening over te gaan.

Een Soedanese vrouw verzoekt om vaststelling van haar geboortegegevens. Zij is in het bezit van een verblijfsvergunning op grond van het generaal pardon uit 2007. Dat betreft evenwel geen verblijfstitel op grond van artikel 8 onder c en d Vreemdelingenwet 2000, zoals artikel 1:25c BW eist als voorwaarde voor vaststelling van geboortegegevens. Rechtbank past artikel 1:25c BW niet naar analogie toe op haar situatie. Verzoek niet-ontvankelijk.

Waar woont de minderjarige? Vader stelt in hoger beroep dat de Rechtbank Limburg niet bevoegd was om kennis te nemen van het verzoek, omdat de minderjarige met de moeder al geruime tijd elders woonde en het GBA-adres alleen om administratieve redenen was gehandhaafd. Hof wijst beroep op relatieve onbevoegdheid af.

De man verzoekt alleen te worden belast met het gezag of subsidiair tezamen met de moeder. Verder zou de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem moeten zijn. De Raad adviseert over de vaststelling van een omgangsregeling. De rechtbank stelt een voorlopige regeling vast. De man stelt in hoger beroep dat de rechtbank buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Het hof verwerpt dat beroep.

Man voldoet aan de voorwaarden voor vrijwillige schuldhulpverlening en verzoekt in dat kader nihilstelling van de kinderalimentatie. Rechtbank wijst het verzoek af, omdat niet vaststaat dat de man wordt toegelaten en omdat de noodzaak niet is aangetoond, nu er maar één schuld is (restschuld na verkoop echtelijke woning) en niet is komen vast te staan dat de bank de man heeft aangesproken tot aflossing van die schuld.

In deze alimentatiezaak gaat het om de vraag of bij de bepaling van de draagkracht van de man voor een onderhoudsbijdrage voor zijn kinderen ook rekening kan worden gehouden met opgepotte winsten in de bv waarvan de man directeur-grootaandeelhouder is.

Partner- en kinderalimentatie. In beide gevallen is de gestelde behoefte niet of niet voldoende concreet gemotiveerd. Kinderalimentatie op een veel lager bedrag vastgesteld. Verzoek om partneralimentatie afgewezen. Geen terugbetalingsverplichting.