Schoolkeuze voor in perspectiefbiedend pleeggezin geplaatst kind. Moeder wil dat haar zoon naar een verder weg gelegen vrije school gaat, GI geeft de voorkeur aan school in de buurt. Verzoek gedeeltelijke overdracht gezag ter zake van schoolkeuze toegewezen door rechtbank. Hof overweegt dat overdracht gezag ultimum remedium is. GI heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de wens van de moeder en geen zorgvuldige afwegingen gemaakt. Ter zitting zijn alle voors en tegens afgewogen. Uiteindelijk bekrachtiging beschikking.

Partneralimentatie. Hof is van oordeel dat de vrouw, gehuwd op haar 23ste en thans 39 jaar oud, op termijn in eigen levensonderhoud moet kunnen voorzien. Het hof gaat ervan uit dat de huwelijksgerelateerde behoefte vanwege tijdsverloop afneemt en dat derhalve niet langer kan worden vastgehouden aan een dergelijke behoefte. Daarom acht het hof het redelijk die behoefte na verloop van tijd gelijk te stellen met het minimumloon. Voorts acht het hof het redelijk om de vrouw nog een termijn te gunnen van twee jaar om alsnog in eigen levensonderhoud te voorzien.

Geen behoefte aan partneralimentatie, gelet op de omvang van het vermogen dat de vrouw in het kader van de afwikkeling van het huwelijk heeft ontvangen, naast een aantal andere vermogensbestanddelen.

M.H./M.N.

Brussel IIbis Verordening. Parallelle procedures ingeleid in twee lidstaten. Tijdstip waarop het stuk waarmee een geding wordt ingeleid bij een gerecht wordt ingediend. Autonoom begrip. Chronologische volgorde.

Rechtbank wijst verzoek tot gezagsbeëindiging af. Een gezagsbeëindiging is slechts aan de orde indien deze noodzakelijk en proportioneel is. In dit geval, waarin het kind in een zorgcentrum verblijft en de ouders volledig accepteren dat het kind daar ook zal blijven, is de gezagsbeëindiging in het licht van internationale verdragen niet noodzakelijk en strekt deze te ver.

Niet voldaan aan de eisen voor gezagsbeëindiging die in de wet en het EVRM zijn gesteld. Gezagsbeëindiging brengt in deze zaak niet de gewenste duidelijkheid omtrent het toekomstperspectief van de minderjarige. De moeder geeft op juiste wijze invulling geeft aan haar verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige door haar meewerkende, ondersteunende houding ten opzichte van de gezinshuisplaatsing.

Heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om kennis te nemen van kinderalimentatieverzoeken voor een kind dat met de moeder in Litouwen verblijft en waarvoor de Litouwse rechter al een kinderalimentatiebeslissing heeft gegeven? Volgens de rechtbank is er geen rechtsmacht: niet op grond van de Alimentatieverordening en evenmin op grond van artikel 6 EVRM.

Alimentatie jongmeerderjarige. Hof stelt de behoefte van de jongmeerderjarige vast aan de hand van een overgelegde behoeftelijst. Financiële gegevens van de vader en de stiefmoeder bij wie de jongmeerderjarige woont, ontbreken. Van de moeder is slechts het brutojaarinkomen 2014 bekend. Hof stelt op basis van de bekende gegevens een door de moeder te betalen bijdrage vast.

Rechtbank wijst het verzoek tot vernietiging van de erkenning toe. De man is niet de biologische vader van het kind. Rechtbank meent dat de man heeft gedwaald omtrent de erkenning omdat hij ongeveer een jaar nadat hij het kind had erkend bekend is geworden met feiten die erop duiden dat hij niet de biologische vader is van het kind. Rechtbank acht ook overigens de vernietiging in het belang van het kind.

Hof spreekt ondertoezichtstelling uit omdat de moeder weigert om haar zesjarige zoon in te lichten over zijn afstamming. Daardoor is er een situatie dat de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd.