Hof wijst verzoek tot omgangsondertoezichtstelling toe.

In een lopende echtscheidings- c.q. boedelverdelingsprocedure heeft de rechtbank op een door de vrouw gedaan verzoek op grond van artikel 843a Rv de man veroordeeld om een aantal met name in de beschikking genoemde bescheiden bij brief over te leggen, voorts enige instructies over de verdere procedure gegeven en de zaak aangehouden. Hof oordeelt dat dit een tussenbeschikking is waarvan geen afzonderlijk hoger beroep openstaat.

De biologische en juridische vader beroept zich op zijn vetorecht tegen de stiefouderadoptie. Dit beroep kan alleen ter zitting ten overstaan van de rechter worden gedaan. De vader is niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de minderjarige van de vader als ouder nu en in de toekomst niet nog iets te verwachten heeft. Verder is de adoptie in het kennelijk belang van het kind.

De gecertificeerde instelling (GI) is belast met de voorlopige voogdij over het kind, omdat de moeder minderjarig was ten tijde van de geboorte van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) verzoekt de GI met de (definitieve) voogdij te belasten. De rechtbank heeft de Raad verzocht onderzoek te doen. De rechtbank heeft beslist overeenkomstig het verzoek van de Raad. In hoger beroep staat de vraag centraal of de rechtbank aan de Raad, die tevens verzoeker is, in dit geval mocht opdragen onderzoek te doen.

Hof staat adoptie jongmeerderjarige door de stiefvader toe, omdat in dit geval zeer bijzondere omstandigheden terzijdestelling van de dwingendrechtelijke eis van minderjarigheid op grond van artikel 8 EVRM rechtvaardigen.

Het rechtsmiddelenverbod van artikel 807 Rv geldt niet voor een beschikking ex artikel 1:265i BW (wijziging verblijfplaats van een onder toezicht gestelde minderjarige). Uit het oogpunt van rechtszekerheid en gelet op het verstrekkende gevolg van een rechtsmiddelenverbod dient de rechter zeer terughoudend te zijn met het aannemen van een rechtsmiddelenverbod dat niet expliciet in de wet is opgenomen.

K.J./Polen

Kinderontvoering. Samenloop EVRM, Brussel IIbis en Haags Kinderontvoeringsverdrag. ‘Schade’ als bedoeld in artikel 13 sub b Haags Kinderontvoeringsverdrag.

Kort geding. Eiseres en gedaagde hebben een relatie gehad. Zij woonden samen en hadden twee honden. De ene hond (1) is met eiseres meeverhuisd, de andere hond (2) is met gedaagde meeverhuisd. Eiseres vordert afgifte van hond 2, subsidiair omgang met hond 2. Beide vorderingen worden afgewezen. De afgifte wordt afgewezen, omdat eiseres haar eigendom van de hond niet aannemelijk kan maken. Omgang wordt afgewezen, omdat het recht op omgang zoals opgenomen in Boek 1 BW niet van toepassing is op dieren.

Ouderschapsplan waarin hoofdverblijf minderjarige bij vader is bepaald. Oma komt tegen het ouderschapsplan op, omdat zij de pleegmoeder van het kind is en de wijziging van de hoofdverblijfplaats niet met haar instemming als pleegouder in overeenstemming met artikel 1:253s BW is geschied. Zij wenst vernietiging van het ouderschapsplan voor zover het de bepaling van de hoofdverblijfplaats bij de vader betreft. Hof acht oma ontvankelijk in hoger beroep en wijst het verzoek van oma toe.

Verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap gedaan door zorginstelling, zorggroep B. Deze instelling biedt betrokkene echter niet de feitelijke zorg. Dat doet een dochtermaatschappij van de zorggroep. De zorggroep verleent ook geen begeleiding. Niet-ontvankelijkheid van verzoeker, ook al zouden de maatregelen wellicht nodig zijn ter bescherming van de belangen van rechthebbende.