Inning kinderalimentatie door LBIO op basis van onjuiste, verouderde, alimentatiebeschikking. De vader heeft daardoor te veel kinderalimentatie betaald. Hij vordert het te veel betaalde van de moeder en het LBIO terug. Voorts stelt hij dat het LBIO de door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand moet voldoen. Hof wijst de vordering van de vader jegens de moeder af, omdat over deze zaken al is beslist in een eerdere rechtbankbeschikking met betrekking tot de kinderalimentatie. Daaraan komt bindende kracht toe. Ook de vordering jegens het LBIO wordt afgewezen. Nu de vrouw niet tot terugbetaling van het te veel betaalde is gehouden, kan van het LBIO bezwaarlijk worden aanvaard dat deze wel terugbetalingsplichtig zou zijn. Het LBIO heeft een afhankelijke positie. Ook anderszins is het LBIO niet tot terugbetaling gehouden, ook niet in het licht van het onrechtmatig gelegde loonbeslag.

Kinderalimentatie. Rechtbank laat de onderhoudsverplichting van de man jegens zijn stiefkinderen buiten beschouwing wegens het ontbreken van inkomens- en draagkrachtgegevens van de biologische ouders van de stiefkinderen en in aanmerking genomen dat de onderhoudsverplichting van de stiefvader nog maar relatief kort bestaat.

Afwijzing verzoek tot stiefouderadoptie. Aanvankelijk geen verweer van de vader tegen het adoptieverzoek, maar later in de procedure wel. Wel toewijzing gezamenlijk gezag en naamswijziging.

Te laat verzoek tot vernietiging van de erkenning toch toegewezen. Toepassing van de termijn van artikel 1:205 lid 4 BW (binnen drie jaar nadat het erkende kind meerderjarig is geworden) betekent naar het oordeel van de rechtbank in de geschetste omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven. Er is geen verweer gevoerd door de erkenner tegen de vernietiging en er zijn ook overigens geen zwaarwichtige redenen die aan de vernietiging in de weg staan. Niet valt in te zien hoe de rechtszekerheid en de belangen van hierbij betrokken anderen in het onderhavige geval zullen worden geschaad als niet aan de termijnen wordt vastgehouden.

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarige van 15 jaar. Partner van de moeder belanghebbende? Deze heeft haar vanaf haar derde mede opgevoed, mede omdat de inmiddels overleden vader daartoe niet in staat was. Die had daarmee ingestemd. De partner woonde officieel niet bij de moeder, maar was wel veel in het gezin aanwezig.

Zorgregeling in eerste aanleg voor de vader beperkt. De vader had geen verweer gevoerd. Vader vraagt schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, subsidiair een voorlopige voorziening tot uitbreiding van de contacten. Hof wijst deze verzoeken af en beveelt een raadsonderzoek.

Partneralimentatie. De man is alimentatiegerechtigd. De vrouw vraagt primair om nihilstelling van de twee jaar geleden vastgestelde alimentatie wegens wijziging van omstandigheden. Rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat is om betaalde arbeid te verrichten. Rechtbank geeft de man een redelijke termijn om wederom betaalde arbeid te krijgen en stelt de alimentatie over een jaar vanaf de beschikking op nihil.

Dochter van erflater, haar vader, verzoekt om het opmaken van een boedelbeschrijving. Artikel 4:16 lid 1 BW biedt hiervoor de grondslag, in combinatie met artikel 672 lid 1 en 3 Rv. Dat het maar om een nalatenschap van geringe omvang zou gaan is niet relevant. Evenmin is het nodig dat eerst een boedelbeschrijving wordt gemaakt van de nalatenschap van de eerder overleden moeder die conform de wet is verdeeld.

Geen behoefte van de vrouw aan partneralimentatie. De vrouw is al geruime tijd gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Daarnaast werkt zij in vaste dienst al geruime tijd voor de helft van de werktijd. Niet aannemelijk is dat de vrouw fulltime zal kunnen werken, maar het hof neemt aan dat zij wel enige extra uren in de week kan werken, ook al kan zij haar werkzaamheden bij de huidige werkgever niet uitbreiden en ook al heeft zij medische beperkingen. Dan is er geen behoefte.

Benadeling van de gemeenschap? De vrouw heeft het vermoeden dat de man de gemeenschap heeft benadeeld, omdat de man een zeer hoog inkomen had en relatief lage lasten, zodat hij een aanzienlijk vermogen kon opbouwen. Zij kan dat niet bewijzen omdat zij niet over de nodige stukken beschikt en vindt dat de bewijslast moet worden omgekeerd. Rechtbank ziet geen grond voor omkering bewijslast en wijst het op de gestelde benadeling gegronde verzoek af.