De ex-echtgenoot verzoekt de rechtbank het gebruiksrecht van de vrouw om zijn geslachtsnaam te blijven voeren te ontnemen. De rechtbank overweegt dat deze bevoegdheid slechts kan worden ontnomen indien sprake is van gegronde redenen als bedoeld in artikel 1:9 lid 2 BW. Dergelijke redenen zijn in dit geval niet aannemelijk geworden. De door de man gestelde belangen, waaronder gevoelens van ongemak en verwarring binnen de gemeenschap, wegen niet zwaarder dan het door de wet erkende belang van de vrouw bij het behoud van de geslachtsnaam, die zij reeds langdurig voert en die deel uitmaakt van haar persoonlijke en professionele identiteit.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 07-10-2025